zondag 31 augustus 2014

Rondane en Dovrefjell 2014

Na een warme 'glamping' zomervakantie met zwemmen in riviertjes en meren in Zuid-Frankrijk (Verdon en Vaucluse) werd het tijd om het wat noordelijker te zoeken. Het schijnt dat 2014 een van de mooiste zomers is geweest in Noorwegen. Zowel mei, juni, juli als de eerste twee weken van augustus was er prachtig weer, zowel op de zuidkust als in de bergen. Ik kom toe op 14 augustus :) Het plan was om 12 dagen het DNT pad door Rondane en Dovrefjell te volgen, gecombineerd met enkele toppen en cross-country stukjes.

1. Rondane: Rondvassbu (15/8) - Haverdalen (18/8)

Na donderdagavond laat in Oslo toegekomen te zijn, neem ik woensdagochtend de trein naar Otta, om daar de bus naar Spranget te nemen (6km voor Rondvassbu). Vanaf daar is het te voet te doen. Ik wandel die namiddag nog een stukje door en overnacht in de vallei ±300m boven Rondvassbu, waar zich het eerste probleem van de reis aandient: mijn matje blijkt lek na 10 jaar trouwe dienst. De komende nachten zou me duidelijk worden dat een matje geen overbodige luxe is. Niet zozeer qua comfort, maar vooral op vlak van isolatie blijkt dit onontbeerlijk.


De volgende ochtend laat ik het goed-weer-alternatief Storronden - Vinjeronden - Rondslottet, gezien de slechte zichtbaarheid, regen en hagel, voor een volgende keer. Meteen steil omhoog dan maar, eerst naar de pas tussen Storronden en Vinjeronden, dan via deze laatste naar Rondslottet, met 2178m de hoogste van Rondane (naar het schijnt kan je Glittertinden en Galdhoppigen in Jotunheimen zien liggen bij goed weer). Het pad is duidelijk en eenvoudig te volgen, wat maar best is gezien de slechte zichtbaarheid. Eens boven heb ik net de tijd om een fotootje te maken, waarna het begint te sneeuwen. 



Aangezien het nog niet opgehouden heeft met regenen (en boven nog steeds sneeuwt?), schrap ik de volgende dag het volgende goed-weer-alternatief Høgronden - Midtronden - Digeronden, en volg Langglupdalen naar Dørålseter. Het is een erg mistige en natte dag, waarbij ik zowat voortdurend in een mistbubbel lijk te wandelen.


Heel even verschuiven er enkele wolken, en krijg ik de schouders van Rondslottet te zien. In de mist is het moeilijk om hoogtes en afstanden in te schatten, wat het zicht op Rondslottet vermoedelijk nog indrukwekkender maakt dan bij helder weer. 
Eens Dørålseter voorbij klim ik verder tot de pas van Stygghøin, met geaccidenteerd terrein. Ik doe een uur over de pakweg een kilometer losliggende rotsblokken die door de regen ook erg glad zijn. Bergen zijn per definitie een hoop stenen, maar dat is hier toch erg letterlijker te nemen. Aan de noordkant liggen nog enkele sneeuwvelden, waarover het eenvoudiger glijden/wandelen is. Net onder de volgende pas, en nog hoog boven het volgende dal, Haverdalen, zet ik mijn tentje op.


Ik ben de afgelopen dagen nog maar weinig mensen tegengekomen. Tijdens het afdalen van Rondslottet ben ik er twee tegengekomen, de volgende dag nog eens 3, en deze derde dag kom ik niemand tegen tot de volgende hut, Grimdalshytta, en lijk ik het uitgestrekte Haverdalen voor mij alleen te hebben, een enorme beleving.


Haverdalen vormt ook de grens tussen Rondane en Dovrefjell. Moest ik een reisgids over Rondane schrijven op basis van mijn huidige ervaringen, ik zou het "50 Shades of Grey" moeten noemen.

2. Dovrefjell: Haverdalen (18/8) - Hoemsbu (26/8)

Goed, tot zover geen succes wat uitzichten e.d. betreft. Hopelijk klaart het weer wat op in Dovrefjell. Ik zou het ook niet erg vinden mocht ik de gelegenheid krijgen om mijn uitrusting te drogen. Tegen dat ik aan Dovrefjell begin, zijn enkel mijn muts en slaapzak nog quasi droog (ik ben blij dat mijn slaapzak in 3 waterdichte lagen ingepakt is in navolging van het eerste gebod van kamperen, uw slaapzak zal droogblijven).

De twee eerste dagen in Dovrefjell brengen weinig verandering, het regent gestaag verder. De eerste nacht slaap ik boven Grimdalshytta in een zeer desolaat landschap. Niets lijkt hier te leven, behalve mossen. En de aarde zelf natuurlijk, op haar eigen tempo.



Doordat het zowat voortdurend regent, begint mijn slaapzak langzaam maar zeker ook nat te worden, en besluit ik mijn volgende (zevende) nacht in Reinheimshytta door te brengen in de hoop alles daar uit te laten drogen.

Zo ver zijn we echter nog niet. Uit het dal van Kongsvoll is het even klimmen naar Stroplsjødalen. Eens boven de boomgrens, zie ik in de verte een paar grijze blokjes op de horizon. Dat een van de blokjes in galop gaat, bevestigt mijn vermoeden dat het muskusossen zijn. Zoals het waarschuwingsbordje in de vallei doet lezen, kan je best uit de buurt blijven van deze toch wel schattig uitziende grazers. Binnen de 200m durven ze namelijk aan te vallen. Weglopen heeft weinig zin, aangezien onze wollige vrienden tot 60km/h halen. Ze wegen tot 400kg, bereken zelf maar de impact (f=m.a was het, toch?). Het goede nieuws is, zo hoor ik enkele dagen later van een jager, is dat het laatste dodelijke ongeluk uit de jaren '60 dateert. Sindsdien wel wat ongelukjes met gebroken ribben en dergelijke, maar niets ernstigs, voegt hij eraan toe.


Het probleem tussen Kongsvoll naar Reinheim is dat de muskusossen geen weet hebben van een mensenpad dat daar loopt. Zich van geen kwaad bewust, zetten ze zich lekker breed, en palmen de ganse vallei in op zoek naar het laatste eenzaam grassprietje dat nog tussen het mos groeit. Een paar 100m voor me zie ik er eentje op het pad. Naar links afbuigen heeft weinig zin, want daar staat een groepje van 5. Naar rechts staan er ook, maar dan wat verder. Terwijl ik op een rotsblok uitkijk en een route sta te bedenken tussen de ossen, komt er een groep Duitsers uit de vallei mijn richting uit. Veel heb ik niet onthouden van kansberekening, maar het lijkt me alleszins verstandiger om in groep tussen de beestjes te lopen dan alleen (dat ik langere benen heb dan de gemiddelde Duitser speelt ook mee). De zig-zag route wekt wat waarschuwend geknor op, maar verder worden we genegeerd. Goed te weten dat het aanvallen binnen de 200m niet al te letterlijk genomen wordt.



Eens aan de andere kant van de kudde, gaan de Duitsers en ik elk onze eigen weg. Het is nog vroeg in de namiddag als ik aan Reinheimshytta aankom, maar het vooruitzicht om in een natte slaapzak in een natte tent op een nat (en plat) matje te slapen... het is uiteindelijk nog vakantie. 

Die avond wordt mijn beeld van de Noorse hutten weer bevestigd. Boeiende gesprekken met historici, lieve mensen met gedroogd fruit die de kunst van het vuurmaken bezitten, jagers en vegetariërs die aanschuiven aan dezelfde tafel en geïnteresseerd naar elkaar luisteren... De avond is veel te kort, vooral wanneer laat op de dag ook nog 2 Nederlandse meisjes Snøhetta afrollen tot in de hut. Het extraverte deel van het duo zet zich aan tafel en begint honderduit te vertellen en te lachen om (ik gok) haar post-traumatische stress te verwerken (hoe slechter het weer, hoe uitgelatener de sfeer in de berghut). Het introverte deel van het duo maakt thee en spaghetti. Blijkbaar zijn de omstandigheden op Snøhetta niet van de poes, en is er een serieus pak verse sneeuw gevallen de afgelopen dagen, waardoor ze er zelf niet overheen geraakt zijn. Daar gaat goed-weer-alternatief 3. 's Ochtends vraagt de Noorse jager of ik misschien ook zin heb in spek met eieren. Hmm, toch even denken hoor...

De volgende dagen is het een ietsje droger, maar het blijft toch vooral nat. Het plateau tussen Åmotsdalshytta is vlak en loopt lekker. De volgende twee nachten zijn ook geweldig mooi kamperen.







Aangekomen in Grøvudalen dient zich het tweede ernstige probleem aan. Mijn Kindle is stuk. Geen "1Q84" van Murakami meer dus (en dus ook geen beschrijvingen van miso-soep of sandwiches met komkommer en wasabi meer, ieder nadeel heb z'n voordeel). Ik spendeer het grootste deel van de avond aan pogingen om een kampvuurtje te maken met nat hout en vochtig gras. Geen succes, in Reinheimshytta was ook al gebleken dat ik geen held ben met vuur. De volgende ochtend ben ik meteen op weg naar de volgende hut, Grøvudalshytta, in de hoop iets fatsoenlijks te lezen te vinden. De brug naar de hut blijkt aan reparatie toe te zijn, maar met wat gevoel voor avontuur geraak ik er zonder problemen over.


In Grøvudalshytta ben ik in eerste instantie opgelucht als ik de boekenkast ontdek. Van de ± 100 boeken die daar staan, moet er toch iets deftigs tussen zitten. Het resultaat zal uiteindelijk het - mijn mening uiteraard - erbarmelijke "The Bleeding Heart" van Marilyn French worden (de keuze in Engelstalige werken was eerder beperkt, en mijn Noors is tot nog toe onvoldoende). Ik durf mezelf al eens te bezondigen aan chicklit, en beschouw mijn smaak als behoorlijk breed (of op zijn minst ben ik toch tolerant), maar dit krijg ik echt niet binnen: "Her cheekbones longed for water" en dergelijke... 

Soit, verder wandelen dan maar, over bergpassen die nooit echt zwaar zijn wat hoogteverschillen betreft. Wel zijn er veel delen waar het over rotsblokken gaan is, wat zowel fysisch als mentaal vermoeiend is.


Een van de meer memorabele momenten van de reis: sola skinner i Norge!

Wanneer ik Aursjøhytta passeer, besluit ik binnen te gaan eten. De Rømmegrøt en rendiersalami gaan er vlotjes in.

De volgende dag gaat van Aursjohytta naar Hoemsbu. Opnieuw kom ik niemand tegen, behalve een jagend koppel van ± 50j. Een romantisch weekendje in Dovrefjell.


Laatste bivak net voor de afdaling naar Hoemsbu:

Afdaling naar Hoemsbu met zicht op Romsdalen:

Ik besluit al liftend en met openbaar vervoer naar Åndalsnes te reizen. De eerste lift is achter in de koffer bij een oud noors koppel. Twee liften later sta ik aan de bushalte in Visdalen, waar ik de bus naar Åndalsnes en de trein naar Oslo kan nemen. Tijdens de half uur durende busrit krijg ik privé-les Noors van de buschauffeur.

Oslo, alwaar ik me met prio een deftig boek aanschaf, gelukkig is daar Norli in de Universitetsgata:

3. Afterthougths

Hoewel Dovrefjell beter meeviel qua weersomstandigheden dan Rondane, bleek het daar ook eerder herfst- dan zomerweer. Veel spectaculaire uitzichten heb ik daardoor niet gehad, maar toch zou ik morgen meteen terug gaan. De desolaatheid van het landschap, het slechts zeer sporadisch tegenkomen van andere wandelaars en jagers en het aanhoudende hondenweer hebben voor een combinatie gezorgd die, hoewel zeker niet altijd 'leuk', toch weer voor een aantal ervaringen heeft gezorgd om vast te houden. 

Ook goed te weten is dat het best mogelijk is om in slecht weer een week buiten te blijven. Als ik dit vergelijk met mijn eerste tocht in Noorwegen over de Hardangervidda, waarin het slechts een tikkeltje beter weer was, rendeert de ervaring die ik de voorbije jaren heb opgedaan. Dat ik sindsdien een Hilleberg Akto meeneem (fly first) in plaats van een TNF Tadpole 23 helpt uiteraard ook. Langer dan een week lijkt me zeker niet onmogelijk, maar dan is een rustdag waarin de tent kan blijven staan noodzakelijk. 

Mijn insteek tegenover gewicht lijkt ook weer wat te verschuiven. In plaats van zo licht mogelijk, merk ik nu toch de neiging robuustheid meer te appreciëren, bijvoorbeeld closed cell matje vs open cell, papieren boek vs e-reader, Trangia vs MSR Pocket Rocket... Ik vermoed dat dit uiteindelijk weer een 2kg extra zal opleveren, waarmee ik waarschijnlijk weer boven de 15kg uit zal komen (incl eten), maar misschien kan ik nog wat besparen op minder essentiële zaken? Op naar de volgende trekking om verder te experimenteren!